Uit: De verborgen boodschappen van psychische stoornissen, F. Ruppert
Tevergeefse zoektocht naar aansluiting
Symptomen die we bij een depressies tegenkomen zijn hopeloosheid, doelloosheid, verlies van zingeving, motivatieverlies, neerslachtigheid, bedrukte stemmingen, sterke schuld- en schaamtegevoelens, onderdrukte woede, lichamelijke klachten, slaapproblemen, eetproblemen, en zo meer.
De enige oorzaak daarvoor is naar mijn mening de vergeefse inspanning van de ziel om zich te binden. Elke keer als de ziel aansluiting en liefde zoekt en beide niet kan vinden, is dat voor haar zeer pijnlijk. Zij trekt zich daarom na een tijd terug en geeft haar pogingen om zich te binden op om de pijn niet meer te voelen. Zij wordt passief. Ze wordt angstig. Ze wordt hulpeloos. Alles lijkt zinloos. Uiterlijk is dat in het gedrag van een mens zichtbaar als neerslachtigheid en hopeloosheid.
Deze situatie geldt bijvoorbeeld voor kleine kinderen die op zoek zijn naar hechting met de ziel van hun moeder of vader. Bert Hellinger heeft hiervoor het begrip unterbrochene hinbewegung (onderbroken beweging in de richting van een geliefd persoon) geïntroduceerd om zichtbaar te maken dat de ontwikkeling van de ziel van de mens stil is blijven staan bij de poging zich met name naar de moeder toe uit te strekken.
In een zeer vroeg stadium van de ontwikkeling van de identiteit slaagt het kind er niet in zich te hechten aan de ziel van zijn moeder. Het blijft geïsoleerd en de basisgevoelens van dit deel van de identiteit zijn gelatenheid en apathie. De zich daaruit ontwikkelende persoonlijkheid kent geen hoop zich uit deze zielsmatige isolatie te kunnen bevrijden.
Heen en weer schakelen na verlies
Een andere bron voor neerslachtigheid, hopeloosheid en oneindig verdriet zijn verliezen die een mens lijdt.
Terwijl bij de unterbrochene Hinbewegung de pijn en het verdriet voortkomen uit het niet kunnen laten ontstaan van een hechtingsrelatie, komt in het geval van een verliestrauma de zielenpijn voort uit het verloren gaan van een bestaande liefdesbinding.
Door het verlies van een persoon heeft de ziel van de betrokkene een verlangen naar iets niet meer levends.
Ze ondervindt daardoor een extreme lichamelijke pijn, en de terugtrekking van de ziel is niets anders dan een poging om deze pijn te ontvluchten.
De liefde voor dat wat verloren ging, leidt er steeds weer toe de terugtrekkende beweging te stoppen en op zielsniveau weer toenadering te zoeken tot de geliefde persoon. Daardoor is er opnieuw pijn en de betrokkene wordt overmand door verdriet.
Dit heen en weer slingeren tussen het zich terugtrekken van het verlorene en de hernieuwde toenadering tot het niet-opgegevene geldt zowel voor kinderen als voor ouders. Het kind dat zijn moeder verliest omdat hij bijvoorbeeld in een tehuis wordt opgenomen, wordt depressief. Een moeder die een kind verliest wordt depressief. Een man die een vrouw verliest die hij zeer lief heeft wordt depressief. Een oudere mens van wie de levenspartner eerder dan hij zelf sterft, Kan met de zielenpijnen die het verlies met zich meebrengt, niet in het reine komen en wordt neerslachtig.
Op deze manier ontstaat door het verlies van een binding een getraumatiseerde deelpersoonlijkheid, die blijft steken op het identiteitsniveau waarop men het verliestrauma heeft geleden. Er is weliswaar contact met vroegere identiteitsfasen, maar er vindt geen aansluiting plaats bij nieuwe identiteitsfasen die zich aandienen.
Overgenomen depressies
Ook in samenhang met depressies is er het fenomeen van de ‘overgenomen gevoelens’. Dat betekent dat kinderen de niet-doorleefde rouw van hun ouders of zelfs grootouders als gevoel in hun eigen ziel opnemen en dat zij, in plaats van hun (groot)ouders, depressief worden. Zij nemen een getraumatiseerde deelpersoonlijkheid van hun voorouders in zich op die van hun verdere identiteitsontwikkeling is afgesplitst. Door eigen verliestrauma’s kan deze deelpersoonlijkheid worden gereactiveerd.